| Al-Balad
بِسۡمِ اللّٰہِ الرَّحۡمٰنِ الرَّحِیۡمِ لَاۤ اُقۡسِمُ بِہٰذَا الۡبَلَدِ ۙ﴿۱﴾
| 090.001 La oqsimu bihatha albaladi
| 1. Ik zweer bij deze stad (Makka),
| Nee toch! Ik zweer bij deze stad!
|
وَ اَنۡتَ حِلٌّۢ بِہٰذَا الۡبَلَدِ ۙ﴿۲﴾
| 090.002 Waanta hillun bihatha albaladi
| 2. En u bent vogelvrij in deze stad.
| Bij deze stad waarin jij woonachtig bent!
|
وَ وَالِدٍ وَّ مَا وَلَدَ ۙ﴿۳﴾
| 090.003 Wawalidin wama walada
| 3. En bij de vader en wat hij verwekte.
| Bij een vader en wat hij verwekt heeft!
|
لَقَدۡ خَلَقۡنَا الۡاِنۡسَانَ فِیۡ کَبَدٍ ؕ﴿۴﴾
| 090.004 Laqad khalaqna al-insana fee kabadin
| 4. Voorwaar, Wij hebben de mens geschapen om moeilijkheden (te overwinnen).
| Wij hebben de mens toch in benardheid geschapen.
|
اَیَحۡسَبُ اَنۡ لَّنۡ یَّقۡدِرَ عَلَیۡہِ اَحَدٌ ۘ﴿۵﴾
| 090.005 Ayahsabu an lan yaqdira AAalayhi ahadun
| 5. Denkt hij dat niemand macht over hem heeft?
| Denkt hij dan dat niet één iets tegen hem vermag?
|
یَقُوۡلُ اَہۡلَکۡتُ مَالًا لُّبَدًا ؕ﴿۶﴾
| 090.006 Yaqoolu ahlaktu malan lubadan
| 6. Hij zegt: "Ik heb veel rijkdommen verkwist."
| Hij zegt: "Ik heb een aanzienlijk vermogen verbruikt."
|
اَیَحۡسَبُ اَنۡ لَّمۡ یَرَہٗۤ اَحَدٌ ؕ﴿۷﴾
| 090.007 Ayahsabu an lam yarahu ahadun
| 7. Denkt hij dat niemand hem ziet?
| Denkt hij dan dat niet één hem zag?
|
اَلَمۡ نَجۡعَلۡ لَّہٗ عَیۡنَیۡنِ ۙ﴿۸﴾
| 090.008 Alam najAAal lahu AAaynayni
| 8. Hebben Wij hem niet twee ogen gegeven?
| Hebben Wij voor hem niet twee ogen gemaakt
|
وَ لِسَانًا وَّ شَفَتَیۡنِ ۙ﴿۹﴾
| 090.009 Walisanan washafatayni
| 9. En een tong en twee lippen?
| en een tong en twee lippen?
|
وَ ہَدَیۡنٰہُ النَّجۡدَیۡنِ ﴿ۚ۱۰﴾
| 090.010 Wahadaynahu alnnajdayni
| 10. Hebben Wij hem dan niet de twee hoofdwegen getoond?
| En hebben Wij hem niet de twee wegen gewezen?
|
فَلَا اقۡتَحَمَ الۡعَقَبَۃَ ﴿۫ۖ۱۱﴾
| 090.011 Fala iqtahama alAAaqabata
| 11. Maar hij besteeg de heuvel niet.
| Toch is hij de steile weg niet ingeslagen.
|
وَ مَاۤ اَدۡرٰىکَ مَا الۡعَقَبَۃُ ﴿ؕ۱۲﴾
| 090.012 Wama adraka ma alAAaqabatu
| 12. En wat weet u (er van) wat de heuvel is?
| En hoe kom jij te weten wat de steile weg is?
|
فَکُّ رَقَبَۃٍ ﴿ۙ۱۳﴾
| 090.013 Fakku raqabatin
| 13. Een slaaf te bevrijden
| Vrijlating van een slaaf
|
اَوۡ اِطۡعٰمٌ فِیۡ یَوۡمٍ ذِیۡ مَسۡغَبَۃٍ ﴿ۙ۱۴﴾
| 090.014 Aw itAAamun fee yawmin thee masghabatin
| 14. Of, op de dag van honger iemand te voeden
| of voedsel geven op een dag van hongersnood
|
یَّتِیۡمًا ذَا مَقۡرَبَۃٍ ﴿ۙ۱۵﴾
| 090.015 Yateeman tha maqrabatin
| 15. Of een wees die u verwant is.
| aan een wees uit de verwantschap
|
اَوۡ مِسۡکِیۡنًا ذَا مَتۡرَبَۃٍ ﴿ؕ۱۶﴾
| 090.016 Aw miskeenan tha matrabatin
| 16. Of een arme die in het stof rolt.
| of aan een arme behoeftige.
|
ثُمَّ کَانَ مِنَ الَّذِیۡنَ اٰمَنُوۡا وَ تَوَاصَوۡا بِالصَّبۡرِ وَ تَوَاصَوۡا بِالۡمَرۡحَمَۃِ ﴿ؕ۱۷﴾
| 090.017 Thumma kana mina allatheena amanoo watawasaw bialssabri watawasaw bialmarhamati
| 17. Bovendien behoort hij (die dit doet) tot hen, die geloven en elkander aansporen tot geduld en die elkander aansporen tot barmhartigheid.
| En verder, dat hij behoort tot hen die geloven, die elkaar tot volharding aanmanen en die elkaar tot barmhartigheid aanmanen.
|
اُولٰٓئِکَ اَصۡحٰبُ الۡمَیۡمَنَۃِ ﴿ؕ۱۸﴾
| 090.018 Ola-ika as-habu almaymanati
| 18. Dezen zullen aan de rechter hand zijn.
| Dat zijn zij die aan de rechterkant staan.
|
وَ الَّذِیۡنَ کَفَرُوۡا بِاٰیٰتِنَا ہُمۡ اَصۡحٰبُ الۡمَشۡـَٔمَۃِ ﴿ؕ۱۹﴾
| 090.019 Waallatheena kafaroo bi-ayatina hum as-habu almash-amati
| 19. Maar zij, die niet in Onze tekenen geloven zullen aan de linker hand zijn.
| Maar zij die aan Onze tekenen geen geloof hechten, zij zijn het die aan de linkerkant staan,
|
عَلَیۡہِمۡ نَارٌ مُّؤۡصَدَۃٌ ﴿۲۰﴾ | 090.020 AAalayhim narun mu/sadatun
| 20. Een gesloten Vuur zal hen omringen.
| zij worden door een vuur omsloten.
|
www.kuran.nl
| |